Google & (Yes Again) het Recht op Vergetelheid

Author info

In mei 2014 oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat Europese burgers zoekmachines mogen vragen om informatie die de privacywet miskent te “vergeten”. De uitspraak raakte een gevoelige snaar tussen de bescherming van de privacy enerzijds en censuur anderzijds, en kreeg in de loop van de zomer flink wat kritiek te verwerken als princiepskwestie en omwille van de moeilijke uitvoerbaarheid.

Europese wet inzake gegevensbescherming

De EU-wetgeving inzake gegevensbescherming bevat meerdere fundamentele principes die iedereen die persoonsgegevens verzamelt of anderzijds verwerkt dient te respecteren. Meer bepaald, vereist de EU-richtlijn inzake gegevensbescherming dat persoonsgegevens enkel voor legitieme doeleinden verwerkt mogen worden. Wanneer de persoonsgegevens niet langer nodig zijn voor deze doeleinden, moeten ze worden verwijderd of geanonimiseerd.

Zoekmachines vallen onder dezelfde regel. Exploitanten van zoekmachines scannen, analyseren, indexeren en slaan automatisch informatie op op openbare websites. Dergelijke informatie bevat onvermijdelijk af en toe ook persoonsgegevens. Als gevolg daarvan dienen zoekmachines de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming te respecteren. Toch komen er soms complexe gevallen voor.

Gonzalez v. Google

Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van mei 2014 is hiervan een uitstekend voorbeeld. In zaak C‑131/12, de zogenaamde zaak Gonzalez v. Google, werd de heer Gonzalez geconfronteerd met een typische uitdaging van de huidige informatiemaatschappij. Naar aanleiding van een socialezekerheidsgeschil in zijn geboorteland Spanje, werd zijn naam in 1998 genoemd in verschillende online krantenartikels. Deze artikels waren echter nog steeds online beschikbaar in 2010, en werden nog steeds als zoekresultaten weergegeven wanneer iemand de naam van de heer Gonzalez in de zoekfunctie “Google Search” op de website van een krant invoerde.

Ongelukkig met deze gang van zaken, stapte de heer Gonzalez naar het Spaanse Agentschap voor Gegevensbescherming (de Agencia Española de Protección de Datos - AEPD), die oordeelde dat Google Spain en Google Inc. “de noodzakelijke maatregelen [dienden] te nemen om de persoonsgegevens met betrekking tot de heer Gonzalez van hun index te verwijderen en de toegang daartoe voor de toekomst onmogelijk te maken”.

Met andere woorden, de heer Gonzalez (en andere personen in gelijkaardige omstandigheden) mag eisen dat informatie zou worden gewist uit de zoekindexen van Google (en bij veronderstelling van de zoekindexen van andere zoekmachines) en dit ondanks het feit dat de AEPD oordeelde dat de oorspronkelijke artikels online beschikbaar mochten blijven.

Daarop tekende Google hoger beroep aan bij de Spaanse Audiencia Nacional (Het Nationaal Gerechtshof). Deze verwees de zaak naar het Europees Hof van Justitie, met vragen over de toepasselijkheid en impact van de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming in deze zaak.

Het Hof van Justitie bevestigde dat zoekmachines zoals Google bij de uitvoering van hun zoek- en indexeringsactiviteiten en bij het weergeven van zoekresultaten wel degelijk persoonsgegevens verwerkten.Het Hof was van mening dat de zoekmachines daarbij handelden als verantwoordelijke voor de verwerking. Dit wil zeggen dat zij handelen als partij die instaat voor de naleving van de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming.

Van groter belang was de interpretatie van het Hof over de plichten van de zoekmachine. De Richtlijn inzake Gegevensbescherming geeft burgers het recht te eisen dat gegevens die onrechtmatig worden verwerkt worden rechtgezet, gewist of geblokkeerd.

Het Hof oordeelde dat in dit specifieke geval de verwerking van de gegevens van de heer Gonzalez door Google niet langer wettelijk was, aangezien Google niet langer een legitieme reden had om deze gegevens te verwerken. Hoewel het Hof aanvaardde dat Google gerechtvaardigde financiële belangen had bij de verwerking van dergelijke gegevens, woog dit belang niet op tegen het recht op privacy van de heer Gonzalez. Als gevolg hiervan gelastte het Hof dat Google de koppelingen in kwestie uit haar indexen moest verwijderen.

Gevolgen van het arrest

Hoewel de toepassing van de regels door het Hof op deze specifieke zaak juridisch moeilijk bekritiseerd kan worden, staken onmiddellijk nieuwe vragen en uitdagingen de kop op. Als gevolg van het oordeel dienden zoekmachines (niet alleen Google, maar ook haar concurrenten) klachtenmechanismen te voorzien waarlangs burgers de verwijdering van zoekresultaten konden eisen.

Deze uitkomst plaatst hen in een weinig benijdenswaardige positie: hoe kunnen zij bepalen wie de klager is, en of de gegevens waarover men klaagt op hen betrekking hebben? Hoe kunnen zij beoordelen of de klacht gerechtvaardigd is, zeker bij geschillen zoals die van de heer Gonzalez, waar het oorspronkelijke artikel online mocht blijven? Hoe moeten zij het onderscheid bepalen tussen publieke figuren (zoals politici, beroemdheden of beruchte criminelen) en privépersonen, in de veronderstelling dat men tussen beide in een wereldwijde online-omgeving überhaupt nog het onderscheid kan maken? Is het wenselijk dat informatie publiekelijk toegankelijk blijft op websites, terwijl zoekmachines wordt bevolen om dergelijke informatie aan het publieke oog te onttrekken?

Bovendien stelde het Hof dus dat Google geen rechtmatig belang had in de gegevens dat zwaarder doorwoog dan de heer Gonzalez’ recht op privacy. Dat is wellicht juist indien enkel Googles zakelijke belangen in beschouwing worden genomen. Maar er is ook het ruimere belang van het aanbieden van geloofwaardige en betrouwbare zoekmachines: hoe kunnen mensen hun vertrouwen stellen in een zoekdienst als ze weten dat sommige gegevens waarschijnlijk weggecensureerd zijn? Daarnaast is er nog het probleem dat het verwijderen van zoekresultaten niet enkel de zoekmachine benadeelt, maar ook de eigenaars van de websites die de oorspronkelijke verhalen bevatten: hun inhoud is nog steeds beschikbaar (en op rechtmatige wijze, zoals in het geval van de heer Gonzalez), maar deze wordt nu voor het publiek “verborgen” gehouden. De uitspraak heeft dus duidelijk ook gevolgen voor de vrije meningsuiting.

Ten slotte is er nog de kwestie van effectiviteit. Google (en andere gecentraliseerde zoekindexen) zijn gemakkelijke prooien voor dergelijke rechtsvorderingen aangezien zij een databank aanbieden die kan worden geselecteerd en geëdit. Deze uitspraak zou de markt echter kunnen duwen in de richting van gedistribueerde zoekmachines die niet langer kwetsbaar zijn voor rechterlijke beslissingen, net zoals aanvankelijke uitspraken tegen gecentraliseerde peer-to-peerdiensten zoals Napster enkel maar de verschuiving hebben veroorzaakt naar volledig gedecentraliseerde protocollen voor file sharing zoals BitTorrent.

De uitspraak wierp dus onmiddellijk heel wat nieuwe vragen op, en de enige zekerheid is dat de spanning tussen privacybelangen en de natuurlijke tendens van het Internet om niets te vergeten niet op de korte termijn zullen worden opgelost.

Op praktisch en beleidsvlak zijn de overwegingen van het arrest in de periode na het arrest steeds duidelijker geworden.

In juli 2014 werden gerespecteerde uitgevers zoals de BBC en de krant The Guardian ervan in kennis gesteld dat sommige van hun artikels uit de Europese zoekindexen van Google waren verwijderd. De uitgevers konden hiertegen niet in beroep gaan. Ten gevolge van de publiciteit en de kritiek die daarop losbarstte, zag Google zich gedwongen de verwijderde koppelingen te herstellen. Google gaf toe dat het problemen had met de verwerking van het aantal aanvragen voor de verwijdering van koppelingen, en zou het hele verwijderproces herbekijken. Sedertdien werden andere koppelingen van BBC News verwijderd.

Later die maand publiceerde de Subcommissie van het Hogerhuis van het Verenigd Koninkrijk, die de juridische ontwikkelingen in de EU onder de loep neemt, een rapport waarin stond dat het “Recht op Vergetelheid” ondoordacht is als principe en onwerkbaar in de praktijk. Het rapport merkte op dat heel wat andere zoekmachines, die men in deze zaak neigde over het hoofd te zien, niet over dezelfde middelen beschikte als Google en niet zo makkelijk met verwijderverzoeken konden omgaan.

Voor meer informatie over deze juridische ontwikkeling, gelieve Hans Graux te contacteren op (hans.graux@timelex.eu).

Deze publicatie behandelt niet noodzakelijk ieder belangrijk onderwerp, noch ieder aspect van de behandelde onderwerpen en is niet bedoeld als juridisch of ander advies.