De bescherming van consumenten wanneer ze overeenkomsten op afstand sluiten (bijvoorbeeld overeenkomsten met e-shops en postorderbedrijven) is voor de hele Europese Unie geregeld via de Europese Richtlijn 97/7/EC. (Richtlijn 97/7/EC wordt ingevolge artikel 31 van de richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten ingetrokken met ingang van 13 juni 2014). Deze Richtlijn stelt in overweging 11 dat het gebruik van technieken voor communicatie op afstand niet mag leiden tot een vermindering van de aan de consument verstrekte informatie. Daarom moet bepaalde informatie verplicht aan de consument verstrekt worden op een zogenaamde “duurzame drager”.
Omdat de consument bij zulke overeenkomst het product niet kan zien voor de sluiting van de overeenkomst is bovendien een zogenaamd herroepingsrecht noodzakelijk. Het herroepingsrecht houdt, conform de Richtlijn, in dat de consument bij het sluiten van een overeenkomst op afstand over een termijn van ten minste 7 werkdagen beschikt om af te zien van de overeenkomst, zonder boete en zonder opgave van een reden. In België is de Richtlijn omgezet in de wet marktpraktijken en consumentenbescherming van 6 april 2010, hierna WMPC, en is de termijn voor de uitoefening van het herroepingsrecht zelfs vastgelegd op 14 dagen, conform artikel 47 WMPC. De bewijslast hieromtrent wordt door de Richtlijn bij de leverancier gelegd.
De Richtlijn bepaalt in artikel 4 dat de consument alle informatie noodzakelijk voor de goede uitvoering van de overeenkomst op voorhand moet krijgen van de leverancier. Artikel 5 voegt hieraan toe dat de consument uiterlijk bij de levering, schriftelijk een bevestiging moet krijgen van onder andere het herroepingsrecht. In het kader van het herroepingsrecht bij verkoop aan consumenten via een website heeft het Hof van Justitie recentelijk in een arrest verduidelijkt of een hyperlink met informatie betreffende de voorwaarden waaronder afstand kan gedaan worden van het herroepingsrecht kan beschouwd worden als een duurzame drager.
Content services, een vennootschap naar Engels recht en actief in Oostenrijk, verzocht haar klanten een aanmeldingsformulier in te vullen, indien zij software wensten te downloaden van haar website. Door een vakje af te vinken in dit formulier verklaarden de consumenten hierbij dat zij de algemene voorwaarden aanvaarden en dat zij afzagen van hun herroepingsrecht. Informatie over het herroepingsrecht werd in dit formulier aangeboden via een hyperlink naar een webpagina van de ondernemer. Ook na de plaatsing van de bestelling konden de consumenten dan de informatie over het herroepingsrecht enkel raadplegen via een per e-mail aan de consument verstuurde link naar een webpagina van de ondernemer. Bij ontvangst van de factuur werd de consument er op gewezen dat zij hadden afgezien van hun herroepingsrecht.
De Bundesarbeitskammer, de Oostenrijkse instantie bevoegd voor consumentenbescherming, heeft deze handelspraktijk met succes aangevochten voor het Handelsgericht Wien. In hoger beroep tegen deze beslissing stelde het Oberlandesgericht Wien een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie. De rechter wenste met deze vraag te vernemen of het uitsluitend aanbieden van informatie over het herroepingsrecht via een per e-mail aan de consument verstuurde hyperlink naar een webpagina van de ondernemer uitgelegd kan worden als de ontvangst van de verplichte informatie op een duurzame drager.
Vooreerst stelt het Hof in zijn arrest dat het aanbieden van de informatie via een hyperlink niet kan begrepen worden als het “ontvangen” van informatie daar de consument de hyperlink zelf moet aanklikken om kennis te nemen van de informatie. Bijgevolg oordeelt het Hof dat dit niet strookt met de waarborg dat de informatie voor de uitoefening van zijn consumentenrechten wordt meegedeeld aan de consument en wijst er op dat de leverancier moet uitgaan van een passieve houding van de consument. In casu is er volgens het Hof bij de betreffende praktijk dus geen sprake van “verstrekking” van informatie door de leverancier, noch van “ontvangen” van informatie door de consument.
Het tweede onderdeel van de prejudiciële vraag betreft de uitlegging van het begrip “duurzame drager”. Artikel 5 lid 1 van de Richtlijn biedt eigenlijk twee mogelijkheden waarop de informatie kan ontvangen worden: “schriftelijk” of “op een ander duurzame drager”. Hierbij moet er volgens het Hof uitgegaan worden van de gelijkwaardigheid van de dragers. M.a.w. de dragers moeten dezelfde waarborgen bieden als in het geval van een papieren drager, zodat de consument zijn rechten kan laten gelden. De drager kan bijgevolg pas als duurzaam beschouwd worden indien hij waarborgt dat de informatie ongewijzigd wordt weergegeven gedurende een passende termijn. Deze benadering wordt bevestigd in andere richtlijnen (artikel 2, sub f, Richtlijn 2002/65; artikel 3 sub m Richtlijn 2008/48) en de rechtspraak van het Hof van de Europese Vrijhandelsassociatie (arrest van 27 januari 2010 Inconsult Anstalt/Finanzmakraufsicht, E-4/09, EFTA Court Report blz. 86). Tot slot bevestigt ook artikel 2, punt 10 van de nieuwe richtlijn 2011/83 betreffende consumentenrechten dat onder duurzame drager moet begrepen worden “dat de consument de aan hem gericht informatie kan opslaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is aangepast aan het doel waarvoor de informatie bestemd is, en die een ongewijzigde weergave van de opgeslagen informatie mogelijk maakt”.
Concreet in de voorliggende zaak concludeerde het Hof dat het aanbieden van de informatie louter via een hyperlink naar een website beheerd door de leverancier onvoldoende garantie biedt opdat de informatie ongewijzigd beschikbaar blijft voor de consument gedurende een passende termijn. Deze werkwijze strookt dus niet met de Richtlijn.
Beheerders van eCommerce-websites die zich ook tot consumenten richten kijken dus best even na of hun werkwijze wel voldoet aan de vereisten van deze nieuwe rechtspraak, die ook in België nagevolgd zal moeten worden.